Het boek ‘verbroken beloftes’ heeft wel inspirerend gewerkt.
Jenny Offill heeft het in verbroken beloftes over beloftes t.o.v van jezelf, je partner en je kind. Allerlei inkijkjes passeren de revue, het is een soort ‘filosofische’ roman opgebouwd uit fragmenten. Spreuken, wetenswaardigheden, situaties, dialoogjes, mijmeringen, filosofietjes en nog veel meer andere stukjes worden zo in elkaar geweven.
Is er een centraal conflict in het boek? Je zou het er misschien best in kunnen leggen na analyse, maar ik doe dat niet. Het boek gaat over een man, een vrouw en een kind.(zij worden niet bij naam genoemd) Zij verwerken ieder op hun manier verbroken beloftes. Man gaat vreemd, vrouw ook, vrouw loopt bij psych, weet niet wat te doen, allerlei plannen lopen ook door elkaar. Krijgt pillen van de dokter.
Ik blijf geboeid en moet herhaaldelijk lachen (veel humor en zelfspot)
Het perspectief is in het begin de ik-verteller, de vrouwelijke hoofdpersoon. Ruim halverwege gaat die soepel over in een onpersoonlijke vertel-instantie, die het heeft over de echtgenoot, de echtgenote en het kind. Gevoelsmatig blijft voor mij best nog wel het ik-perspectief op de achtergrond aanwezig. Waarschijnlijk wordt hiermee een periode van ‘ontpersoonlijking’ aangegeven. Op de laatste twee bladzijden keert het ik- perspectief terug. Het stel heeft deze crisis overleeft en het kind gaat het huis uit. ‘We kijken hoe ze kleiner wordt. Jonge mensen weten niet hoe dingen heten’, is de laatste zin.
Er is geen duidelijk conflict, er is geen ‘Held(in)’ die vele moeilijkheden overwint om uiteindelijk dat te bereiken wat hij/zij wilde. Er is geen duidelijke verhaalindeling. Allemaal zaken, die je in schrijfcursussen en wedstrijden tot in den treure voorgeschoteld krijgt. Het is wat mij betreft een heerlijk agglomeraat van fragmenten die tijdens het lezen in een geheel vallen. Het is een soort autobiografische roman. De hoofdpersoon is docent ‘creative writing’ , dat is Jenny Offill zelf ook
Tot slot nog even wat voorbeelden van de fragmenten:
Die avond kan de echtgenote haar handen niet stilhouden. Ze gaat het donkere veld in om weg te komen. Maar het dochtertje ziet het en komt haar achterna. ‘Mammie!’ roept ze. “Mammie!’ Waar ga je naartoe?’
Dus ze neemt de pillen, die de dokter haar geeft. Haar handen houden op met fladderen. Ze voelt minder drang om op straat te gaan liggen. Maar haar brein is nog steeds ontwricht. Op de parkeerplaats van een winkel twee stadjes verderop huilt ze als een clown met haar gezicht tegen het stuur.
De echtgenote heeft nu een kamertje, met uitzicht op de tuin. Ze maakt een aantekening voor zichzelf over het boek dat ze aan het schrijven is. ‘Teveel passages waarin wordt gehuild.’
De echtgenote en de echtgenoot fluisterruziën op de onverbloemde toegestane manier. Ze noemt hem lafaard. Hij noemt haar kreng. Maar ze zijn er nog steeds niet zo goed in. Soms onderbreekt de een de ander halverwege en biedt de ander een koekje aan of iets te drinken.
Dit boek inspireert mij enorm bij mijn eigen schrijven!